Was er vroeger werkelijk meer sneeuw? Docent Maïka De Keyzer verklaart de historische redenen waarom er vroeger meer sneeuw viel dan nu.
Hoe zit het tegenwoordig met de hoeveelheid sneeuw in vergelijking met vroeger? Als je ouders of grootouders hoort praten over hun jeugdjaren, of als je schilderijen en verhalen van vroeger bekijkt, lijkt het erop dat het toen veel vaker sneeuwde. Maar was dat werkelijk het geval?
Volgens Maïka De Keyzer, docent aan de KU Leuven, was er inderdaad meer sneeuw in het verleden. Vroeger schommelde het aantal sneeuwdagen rond de 30 per jaar, maar recentelijk zijn we gedaald naar minder dan 10 dagen, gebaseerd op statistieken bijgehouden in Ukkel sinds 1900.
Terwijl het 30-jaarlijks gemiddelde begin 20e eeuw op 28 sneeuwdagen lag, zijn we nu gezakt naar 19 dagen.
De docent van de KU Leuven herinnert ons aan een nog verder terugliggende geschiedenis: tussen 1500 en 1800 was er een kleine ijstijd. Er zijn veel discussies over wanneer die precies begon; sommigen beweren zelfs dat die periode al in de 14e eeuw begon.
Hoe moeten we ons die ijstijd voorstellen?
Het was een periode van extreme kou in de lente en zomer, met veel regen. Van november tot maart waren er vriesperiodes en een enorm sneeuwdek, terwijl zeeën en rivieren volledig dichtvroren voor weken en maanden.
Na die periode heeft de mens invloed gekregen op het klimaat, bijvoorbeeld door de uitstoot van gassen waardoor het klimaat warmer wordt.
Er waren ook weinig zonnevlekken; hoe minder vlekken, hoe minder actief de zon is, en dus is de periode kouder.
Tijdens die tijd vonden meer vulkaanuitbarstingen plaats, waardoor as en stof in de lucht terechtkwamen. Deze deeltjes fungeerden als een reflecterend schild, waardoor het zonlicht werd teruggekaatst en de aarde koeler werd.