ADHD of niet? De onzekerheid rond diagnoses in België .
In een recente Pano-reportage wordt blootgelegd hoe verschillend ADHD-diagnoses kunnen uitvallen, afhankelijk van de aanpak van zorgverleners. Dit blijkt duidelijk uit het verhaal van Jef, een 15-jarige jongen die drie keer getest werd op ADHD met uiteenlopende resultaten. Bij het Universitair Psychiatrisch Centrum (UPC) van de KU Leuven kwam Jef zonder diagnose naar buiten. Daar werd geconcludeerd dat hij weliswaar ADHD-symptomen vertoonde, maar niet in een mate die zijn dagelijks functioneren significant verstoorde. De kinderpsychiater gaf enkele adviezen, maar een officiële diagnose bleef uit.
Daarentegen kreeg Jef bij een psycholoog en een neuropsychiater wél de diagnose ADHD, waarbij beiden zelfs medicatie zoals rilatine adviseerden. Opvallend was dat de psycholoog na een videogesprek van slechts 1 uur en 20 minuten al concludeerde dat Jef een “matige” vorm van ADHD had. Dit onderzoek gebeurde zonder de aanwezigheid van zijn ouders, wat in strijd is met de aanbevolen richtlijnen die suggereren dat ouders en leerkrachten nauw betrokken moeten zijn bij het diagnostisch proces.
In België is er een groeiende vraag naar ADHD-diagnoses, wat geleid heeft tot lange wachtlijsten bij door de overheid gefinancierde centra. Hierdoor zoeken steeds meer mensen hun toevlucht tot privécentra, die vaak snelle diagnoses beloven tegen een hoge prijs. Zo betaalde Jef 300 euro voor de diagnose van de psycholoog, en 450 euro voor de neuropsychiater. De neuropsychiater maakte gebruik van een controversiële techniek, namelijk een EEG-onderzoek, waarbij hersenactiviteit werd gemeten. Ondanks dat er een verband is tussen ADHD en hersenactiviteit, benadrukken experts dat dit geen betrouwbare methode is om ADHD vast te stellen.
Het onderzoek toont hoe verschillend zorgverleners omgaan met ADHD-diagnostiek. Bij het UPC duurde het onderzoek normaal gesproken 7 tot 10 uur, waarbij verschillende betrokkenen uitgebreid werden bevraagd. In privécentra verloopt het proces echter vaak sneller en minder grondig. Professor psychologie Stijn Vanheule (UGent) waarschuwt dat sommige privécentra te snel diagnoses stellen, vaak onder druk van ouders die snel hulp willen voor hun kinderen.
Een belangrijk punt in de reportage is de toenemende afhankelijkheid van labels zoals ADHD en autisme om toegang te krijgen tot hulp in het onderwijs. Ouders voelen zich vaak gedwongen om hun kinderen te laten diagnosticeren, omdat een officiële diagnose de sleutel is tot ondersteuning, zoals extra tijd bij toetsen of individuele begeleiding. Dit leidt tot een systeem waarin ouders bereid zijn hoge bedragen te betalen voor diagnoses in privécentra, omdat de wachttijden bij de reguliere centra simpelweg te lang zijn. Zo betaalden de ouders van Damon, een jongen van 7 jaar, bijna 2.000 euro voor een autisme-onderzoek omdat overheidscentra patiëntenstops hadden. Zonder diagnose kon Damon niet worden ingeschreven in het buitengewoon onderwijs dat hij nodig had.
De reportage benadrukt dat de zoektocht naar labels niet altijd in het belang van het kind is, maar eerder voortkomt uit een falend systeem dat diagnoses als voorwaarde stelt om hulp te bieden. Hierdoor wordt zorg onbetaalbaar voor sommige gezinnen, en krijgen kinderen zonder diagnose vaak niet de nodige ondersteuning. Er is dan ook een groeiende roep om het systeem te hervormen en meer nadruk te leggen op zorg en hulpverlening zonder de noodzaak van dure labels en diagnoses.