Turkije reageert op Ankara-aanslag met luchtaanvallen op PKK-doelen in Irak.
Op 1 oktober vond er in Ankara een bomaanslag plaats bij het Turkse parlement,
opgeëist door de Koerdische afscheidingsbeweging PKK. Als reactie voerde het
Turkse leger luchtaanvallen uit in het noorden van buurland Irak, gericht op PKK-
doelwitten, waarbij volgens het ministerie van Defensie “een groot aantal terroristen”
werd uitgeschakeld. President Erdogan benadrukte dat dit de “laatste terreurdaad”
zou zijn in Turkije.
De PKK heeft haar hoofdkwartier in het Qandil-gebergte in Noord-Irak. Dit was geen
verrassende reactie van Turkije, gezien hun langgekoesterde intentie om op
Koerdische doelwitten aan te vallen. Turkije vreest dat de Koerden streven naar
onafhankelijkheid en wil dit voorkomen, vooral door te voorkomen dat Koerden uit
Turkije, Irak en Iran zich verenigen. De recente aanslag in Ankara gaf Erdogan de
aanleiding om deze aanvallen uit te voeren, ondanks eerdere dreigementen.
De PKK blijft actief, hoewel er nu minder frequent aanslagen zijn dan tien jaar
geleden, toen zowel de PKK als terreurgroep IS vaak aanvallen uitvoerden in Turkije.
Met de honderdste verjaardag van Turkije later deze maand, waar veel
feestelijkheden zijn gepland, groeit de vrees dat dergelijke bijeenkomsten mogelijk
doelwitten worden. De situatie blijft gespannen en kan verder escaleren.